Financiële implicaties van het voorgenomen beleid in de komende jaren doorgerekend, continuïteit van CVO is gewaarborgd voor toekomstige leerlingen
Als het gaat om het toekomstperspectief, dan gaat het om de vraag of we op korte en langere termijn beschikken over voldoende financiële middelen en goede sturing en beheersing om de voortgang van het onderwijs en de kwaliteit daarvan te kunnen blijven waarborgen.
Zo kijken we elk jaar met een horizon van vier jaar vooruit. Bij dat vooruitkijken worden ook kansen en risico’s betrokken die in deze continuïteitsparagraaf zijn verwerkt in een risicoparagraaf, inclusief mogelijke beheersmaatregelen om risico’s te mitigeren.
Na een algemene inleiding gaan we achtereenvolgens in op het perspectief van de CVO-organisatie voor de periode tot en met 2027 op het gebied van leerlingen, personeel, huisvesting en financiën. Uitgangspunt is hierbij de door de raad van toezicht in december 2023 goedgekeurde meerjarenraming 2024-2027. In deze continuïteitsparagraaf gaan we in op de actualiteit, zoals we die kennen op het moment van uitwerking en illustreren we waar mogelijk zaken aan de hand van geactualiseerde cijfers.
Geopolitieke spanningen zorgen voor minder stabiliteit en minder voorspelbaarheid
Verschillende geopolitieke ontwikkelingen hebben impact op de voorspelbaarheid van die ontwikkelingen en dat draagt bij aan onzekerheid. Denk aan de impact van corona, toenemende immigratie in Europa, de aanhoudende spanningen tussen de VS en China, de Russische invasie van Oekraïne, torenhoge inflatie, boerenprotesten, klimaatactivisme, de Conflictsituatie in het Midden-Oosten. Denk ook aan de impact van social media, de economische macht van de Big Five en de toenemende invloed van Artificial intelligence (AI), waaronder in 2023 de doorbraak van ChatGPT. We weten dat al deze ontwikkelingen impact hebben op ons leven, alleen we weten niet hoe groot en blijvend die invloed uiteindelijk zal zijn. We zien wel dat als reactie op deze ontwikkelingen landen en economische blokken steeds vaker beleid introduceren om minder afhankelijk te worden van elkaar om zich zo te beschermen tegen ongunstige ontwikkelingen elders in de wereld. Dit alles heeft ook effect op de Nederlandse samenleving. In deze turbulente tijden heeft dat - zonder uitputtend te willen zijn - ook consequenties voor CVO:
Negatief:
- Toegenomen kans op bezuinigingen door een nieuw kabinet
- Voortdurend fluctuerende energieprijzen
- Stijgend kostenniveau reguliere bedrijfsvoering
- Hoger prijsniveau voor investeringen in huisvesting en ICT
- Vertraagde realisatie (huisvestings)projecten als gevolg van personeelstekorten en/of materiaaltekorten door verstoringen in productieprocessen of transport
- Stijgende rentekosten op eventuele toekomstige financiering
- Aanhoudende personeelstekorten die zorgen voor lesuitval
- Gestegen personeelskosten met het risico op uitblijven volledige loon- en prijscompensatie vanuit de overheid
- Afnemende bereidheid tot het betalen van de vrijwillige ouderbijdrage waardoor (externe) activiteiten voor leerlingen vervallen
Positief:
- Onderwijsinnovaties teneinde onderwijs te kunnen blijven verzorgen ondanks personeelstekorten
- Inzet van AI ten gunste van onderwijs en onderwijskwaliteit onder meer op het gebied van basisvaardigheden
- Rentevergoeding op banktegoeden, die hoger wordt naarmate de rente stijgt. Met een actief depositobeleid streven we naar optimalisatie van de renteopbrengst die ingezet wordt ten goede van de exploitatie van de scholen.
De aangegeven ontwikkelingen zijn bij de opzet van de meerjarenraming als onderdeel van deze continuïteitsparagraaf betrokken, zonder dat we precies weten of de mate waarin we dat gedaan hebben voldoende is. We houden ontwikkelingen in het kader van kansen- of wel risicomanagement nauwlettend in de gaten, betrekken die bij de bestuurlijke P&C-gesprekken en sturen waar nodig bij. De omvang van CVO geeft ons een mate van flexibiliteit, terwijl onze financiële positie een gedegen buffer vormt.
Kansen- of wel risicomanagement, is het continu en systematisch beoordelen en vertalen van de ontwikkelingen in de omgeving naar de (mogelijke) impact op de organisatie, alsmede het beoordelen van de organisatieontwikkeling en de activiteiten van de organisatie gegeven de veranderingen in de omgeving. Op basis hiervan worden kansen benut of risico’s bewust genomen, worden kansen op risico’s verkleind of de gevolgen ervan beperkt.
Een goed systeem van kansen- c.q. risicomanagement is de basis van de governance in de organisatie en helpt ook meerjarig beter te voorspellen of de gestelde doelen daadwerkelijk zullen worden bereikt.
Kansen en risico’s worden meegewogen bij de koersbepaling van de organisatie voor de langere termijn en de sturing op de financiën in het perspectief van een blijvend financieel gezonde toekomst. We volgen maatschappelijke trends en ontwikkelingen, het politieke debat en we luisteren naar onze stakeholders.
We beoordelen met het oog op die gezonde financiële toekomst de relevante kengetallen. Dat zijn zowel de financiële kengetallen, als de ontwikkeling van het aantal leerlingen, de ontwikkeling van het personeelsbestand en niet op de laatste plaats de ontwikkeling van de onderwijskwaliteit.
Los van recente actualiteiten, zijn er bij de opstelling van de begroting risico’s benoemd. Risico’s waarop de scholen(groepen) en het bestuur van CVO een antwoord moeten formuleren, c.q. een strategie moeten ontwikkelen. Wat zijn in de basis de belangrijkste risico’s die onze scholen(groepen) zien en die we ook als raad van bestuur onderkennen?
Scholen zien op hoofdlijnen belangrijke risico’s in de fluctuatie van het leerlingenaantal, omdat enerzijds krimp van het leerlingenaantal, zonder tijdige en adequate bijsturing, leidt tot boventalligheid van personeel, terwijl anderzijds een onverwacht sterke groei van het leerlingenaantal tijdelijke, dure inhuur tot gevolg kan hebben. Dit laatste geldt zeker in de situatie dat er sprake is van krapte op de arbeidsmarkt. Aan de andere kant streven we ernaar boventallig personeel binnen CVO in te zetten op scholen waar als gevolg van groei van het aantal leerlingen vacatures ontstaan.
Binnen het werkgebied van CVO zien we zowel krimp- als groeigebieden. Het sturen op krimp geeft een andere dynamiek dan het sturen op groei. De combinatie van beide binnen één organisatie geeft zeker kansen om personeel te herplaatsen. Daarnaast impliceert deze situatie het risico op leegstand in een krimpgebied, terwijl in een groeigebied net gerealiseerde huisvesting al snel te krap blijkt te zijn en portocabins als tijdelijke huisvesting oplossing moeten bieden.
Scholen zien risico’s in relatie tot het personeel als het gaat om de mogelijkheden tot herplaatsing of financieel kostbare vertrekregelingen (transitievergoedingen) in geval van krimp. Daarnaast is de invulling van vacatures in tekortvakken een steeds nijpender probleem aan het worden. Zeker als goed gekwalificeerd personeel uitstroomt, omdat het kiest voor een carrière buiten het onderwijs of buiten CVO. We zetten in op het nog meer binden van onze medewerkers aan de scholen van CVO.
Scholen zien als risico’s op het domein van huisvesting een te lage bezettingsgraad van de gebouwen, vervanging of extra onderhoud voor eigen rekening of significante eigen bijdragen bij nieuwbouw. Dit risico is manifester aanwezig naar mate bouwkosten stijgen als gevolg van oplopende grondstoffenprijzen of tekorten aan gekwalificeerd personeel.
Een goede leerlingenprognose is de basis voor een gedegen en effectief meerjarenbeleid.
Leerlingenaantallen stijgen richting 2027
In ons onderwijsbestel geldt een vrije keuze voor ouders en leerlingen als het gaat om een opleiding na de basisschool. Als gevolg daarvan kunnen leerlingaantallen en differentiatie naar richting op onze scholen jaarlijks fluctueren.
Het aantal leerlingen op de wettelijke teldatum (1 oktober van jaar (t-1)) bepaalt de hoogte van de bekostiging in jaar t en daarmee in overwegende mate de budgettaire mogelijkheden van een school. Onze scholen analyseren nauwgezet op basis van allerlei prognosegegevens de ontwikkeling van het aantal leerlingen in het voedingsgebied. In onderstaande tabel staat het geschatte aantal leerlingen voor de komende vier jaren.
De bovenstaande tabel geeft per saldo een substantieel stijgend aantal leerlingen voor geheel CVO. Voor het begrotingstijdvak 2024-2027 voorzien we voor CVO als geheel, zowel in absolute aantallen als ook procentueel, een gestage stijging van leerlingenaantallen. Daarmee is de licht dalende trend uit het verleden, waarbij we kort onder de 20.000 leerlingen uitkwamen, definitief omgebogen naar een groeiperspectief. CVO heeft onder andere een sterk marktaandeel in de gemeenten Lansingerland en Nissewaard. Circa 50% van de vo-leerlingen uit deze gebieden volgt onderwijs bij CVO. Ook in absolute zin zijn de aantallen hier substantieel (> tweeduizend leerlingen per gemeente). De gemeente Rotterdam is met meer dan 7.000 leerlingen veruit de grootste leverancier van leerlingen aan CVO. Voor leerlingen is er een grote mate aan keuzemogelijkheden, waardoor het marktaandeel van CVO in Rotterdam uitkomt op circa 24%. Zowel in Lansingerland, Nissewaard als Rotterdam is het marktaandeel gestegen ten opzichte van vorig jaar.
Binnen het werkgebied van CVO zijn er naast scholen die te maken hebben met flinke groei ook scholen die te maken hebben met krimp. De groei komt met name doordat de basisgeneratie - het toekomstige aantal 12/13-jarigen - per saldo groeit in het verzorgingsgebied van CVO én ook door de inzet op vergroting van marktaandeel. Er is in sommige gemeenten ook sprake van krimp van de basisgeneratie en daarmee een daling van het aantal leerlingen op de scholen in die krimpgebieden.
De komende tien jaar bijvoorbeeld daalt het aantal 12/13-jarigen met name in Barendrecht (-22%), Hellevoetsluis (-16%) Krimpen aan den IJssel (-8%) en Capelle aan den IJssel (-7%). Tot 2030 is er nog groei in Brielle (+13%), Ridderkerk (+13%) en Rotterdam (+6%). In 2023 hebben we over de breedte van onze scholen ons marktaandeel (opnieuw) zien verbeteren. We kunnen als organisatie grotendeels krimp en groei mitigeren binnen de bestaande personeelsformatie.
In gebieden met krimp van het leerlingenaantal blijkt het faciliteren van die krimp een lastige opgave, omdat aanpassing van het personeelsbestand in de praktijk minder gemakkelijk gaat op het moment dat de flexibele schil al is afgebouwd. Ook aanpassing van huisvesting op de nieuwe aantallen leerlingen is vaak een kwestie van een lange adem.
Niet alleen de kwaliteit van het onderwijs is medebepalend voor de instroom, ook de bekendheid van de scholen. Onze scholen(groepen) zetten heel bewust en heel gericht PR- en communicatie-instrumenten in om zich te profileren, zodat het marktaandeel waar mogelijk groeit of in ieder geval gelijk blijft. De
laatste jaren is digitale profilering via social media in een stroomversnelling gekomen.
Daarnaast worden met collega-besturen afspraken gemaakt over verdeling van leerlingenstromen. Enerzijds ter beperking van de concurrentie en anderzijds om een voldoende onderwijsaanbod in stand te kunnen houden. In enkele gevallen leidt dit zelfs tot scholenruil. CVO heeft extra kansen met de inmiddels gestarte nieuwbouw in Rotterdam-Zuid.
Zoals eerder al aangegeven, melden veel scholen(groepen) als risico de toekomstige instroom van leerlingen. Een daling van het leerlingenaantal levert zonder proactief beleid spanning op in de exploitatie, maar kan in de meeste gevallen worden opgevangen door vooral een snelle bijstelling van het personeelsbestand. Bijstelling is ook mogelijk door in geval van natuurlijk verloop door pensionering de formatie in te krimpen. Nog niet uitgegeven NPO-middelen geven tot 2025 de mogelijkheid de krimp van formatie nog wat uit te stellen, dan wel tijdelijk personeel langer vast te houden.
In het kader van de P&C-cyclus wordt aandacht en urgentiebesef gestuurd op de nauwe relatie tussen de ontwikkeling van het leerlingenaantal en de formatie van de school. Daar waar leerlingenkrimp wordt voorspeld of optreedt, zal de formatie zo snel mogelijk worden bijgesteld. Waar nodig wordt op basis van nadere analyse van leerlingenprognoses diepgaander gekeken naar marktaandeel en leerlingenstromen op wijkniveau.
Een stijging van het leerlingenaantal, hetgeen vanzelfsprekend positiever is voor de continuïteit van de organisatie, brengt ook enige risico’s met zich mee. De bekostiging blijft gedurende een periode van vijf maanden achter op de groei van het leerlingenaantal (de zogenoemde (t-1) bekostiging). Die groei moet door de school zelf voor vijf maanden worden voorgefinancierd.
In 2023 is op constructieve en prettige wijze samengewerkt tussen de GMR en de raad van bestuur
Formatie wordt beïnvloed door stijging leerlingenaantallen en daling door afbouw NPO-middelen
De ontwikkeling van de leerlingenaantallen is in hoge mate bepalend voor de omvang van het budget en de personeelssterkte. Het is de ambitie van CVO om het budget zoveel als mogelijk direct ten goede te laten komen aan het onderwijsproces en de overheadkosten beperkt te houden. De bundeling
van krachten, met name de doorontwikkeling van de SSO, zal naar onze overtuiging de komende jaren vruchten afwerpen in de vorm van kwalitatief goede dienstverlening tegen lagere kosten. Het personeelsbestand zal samenhangend met een stijgend leerlingenaantal komende jaren licht stijgen. De inzet van NPO-middelen heeft bij alle scholen(groepen) in de afgelopen jaren gezorgd voor extra formatieruimte. Het wegvallen van de NPO-middelen na het schooljaar 2024-2025 heeft een neerwaartse invloed op de personele formatie.
Het geven van goed onderwijs en de ondersteuning daarvan vraagt professionaliteit die moet worden onderhouden. Het is tegen die achtergrond dat door de scholen continu wordt geïnvesteerd in medewerkers. Binnen de begroting van alle scholen worden jaarlijks middelen vrijgemaakt voor professionalisering. Vanaf 2022 wordt de professionalisering van medewerkers ondersteund vanuit onze eigen CVO Academie. We investeren structureel in het leiderschap binnen onze scholen(groepen). Daartoe zal binnen de structuur van de CVO Academie vanaf 2023 in het kader van het HR-beleid ons management development programma worden gecontinueerd.
Het duurzaam voorzien in voldoende gekwalificeerd personeel blijft een opgave en een risico. Scholen(groepen) zetten in op actieve participatie in de Opleidingsscholen Rotterdam (OSR) en Rijnmond, waarmee jonge docenten in opleiding via stages het vak leren kennen. De raad van bestuur stimuleert deelname van alle scholen(groepen) van CVO in dit project.
Voor tekortvakken verkennen we of we CVO-breed boven-formatief personeel kunnen benoemen om zo een gemeenschappelijke pool op te zetten met gekwalificeerd personeel, die roulerend op meerdere plekken kan worden ingezet. Een dergelijke pool zou ook ingezet kunnen worden in geval van vervanging en daarmee kunnen we de structureel hoge kosten die zijn gemoeid met externe inhuur, verlagen. Dat draagt bij aan een nog efficiëntere inzet van onze budgetten.
Hoewel we per saldo een stijging van het aantal leerlingen zien, kan op lokaal niveau een eventuele daling van het leerlingenaantal in de meeste gevallen worden opgevangen door vooral een snelle bijstelling van het personeelsbestand. We maken dan gebruik van de zogenaamde flexibele schil; minder uitzendkrachten en het beëindigen van tijdelijke contracten. Mocht sprake zijn van noodzakelijke krimp in het personeelsbestand in vaste dienst in een bepaalde regio van CVO, dan wordt gezocht naar mogelijkheden om binnen de scholen van CVO die krimp op te vangen. We zijn en blijven daarbij afhankelijk van (de groei van) het leerlingenaantal of het personeelsverloop in andere regio’s binnen CVO.
Toelichting op meerjarige resultaatsontwikkeling
De baten blijven na 2024 stabiel terwijl er meer leerlingen worden verwacht. Dit wordt met name verklaard door twee effecten die grotendeels per saldo resultaatneutraal zijn. Enerzijds stijgen de baten, doordat er meer leerlingen verwacht worden en anderzijds dalen de baten door het wegvallen vanonder
andere NPO-middelen. Doordat de daadwerkelijk te ontvangen extra rijksbijdragen op basis van aantallen leerlingen door de t-1 bekostigingssystematiek vertraagd wordt uitbetaald én de NPO-middelen op schooljaarbasis en niet op kalenderjaarbasis worden ingezet, geven de cijfers een “contra intuïtief” beeld. Dit geldt ook voor de kostenkant. Aan de kostenkant nemen de personeelskosten
in eerste instantie niet in evenredigheid af met de terugval aan de batenkant. Dit wordt met name veroorzaakt, doordat de eerder ontvangen NPO-middelen vertraagd worden uitgegeven. De begrote negatieve exploitatiecijfers worden ruimschoots gedekt uit de eerdere overschotten via de inzet van
de bestemmingsreserves. Deze door de richtlijnen voor de jaarverslaggeving voorgeschreven werkwijze impliceert dat we de over 2021-2023 ontvangen NPO-middelen alsnog volledig inzetten ten gunste van de scholen en de verbetering van de onderwijskwaliteit.
Uitwerking CVO Koersplan 2024-2028
In de begroting 2024-2027 is jaarlijks een bedrag tussen de € 1 a € 1,5 mln. opgenomen om de voorgenomen missie uit het Koersplan te effectueren.
Rente ontwikkeling
Vanaf de laatste maanden van 2022 en nagenoeg over geheel 2023 nam de inflatie sterk toe, waardoor de Europese Centrale Bank (ECB) zich genoodzaakt zag om de rentetarieven te verhogen. De faciliteit Schatkistbankieren van het Ministerie van Financiën volgt deze renteontwikkeling - anders dan commerciële banken – direct, waardoor er reeds vanaf het laatste kwartaal van 2022 weer sprake was van rentebaten. Dit heeft zich in 2023 voortgezet. In 2023 is de rente als gevolg van het beleid van de ECB met twee procentpunt gestegen van primo 2023 1,9% naar ultimo 3,9%. Nu de inflatie grotendeels beteugeld lijkt, zien we de rente op de kapitaalmarkt stabiliseren en dat vertaalt zich in een stabilisatie van het rentepercentage op de rekeningcourant. Dit zal naar verwachting het beeld blijven in 2024.